dinsdag, juli 26, 2011

Philippe Gilbert

Belgische blauwe koeImage via Wikipedia... heeft gisteren het eerste na-tour criterium te Aalst ook maar gewonnen.
Slecht mens als ik ben, vraag ik mij af wat hij wel pakt... Ik geloof immers niet meer in super-coureurs, super-atleten, super lijkt me te dikwijls uit een potje te komen.
Maar daar wil ik het niet over hebben, ik wil het hebben over ons gekke landje...
Want Flipke Gilbert is plots geen Waal meer, maar is een landgenoot, een Belg.
En gisteren hoorden we op TV Peeters, president van de Vlaamse deelregering, in Libramont te vrijen gaan met de Waalse boeren-broeders, om te samen het Blauw-witte koeienras te promoten.
Dat is dan ook plots weer Belgisch en niet Waals.
En racisme is plots niet meer bestaande als het over een goed voetballer gaat. Die mag haast je, haast je en liefst nog veel sneller Belg gemaakt worden.

En als ministers geen correct Nederlands kunnen praten zijn het stomme Walen, maar als een coureur een paar woorden Vlaams broebelt, dan is het een toffe pee...

Och, het is geen verwijt... Het is een vaststelling van de rare maten en gewichten waar mee we omgaan.

De tsunami van 2004 lokte een nooit geziene golf van vrijgevigheid op, terwijl de enorme overstromingsramp in Pakistan amper een mens beroerde. Gewoon die tsunami kwam in een gebied dat we heel goed kenden door het massale toerisme naar die streken, terwijl Pakistanen een volk zijn dat we hooguit van naam kennen, en waar we helemaal geen banden mee hebben.

En de hongersnood in de Hoorn van Afrika zal wel weer de knip van de beurs halen, want daar tonen ze dat aandoenlijke beeld van die broodmagere zuigeling die zelfs de macht niet meer heeft om nog te kunnen huilen... Dat pakt.

Nochtans... wist je dat men in 1953 in Pakistan een actie heeft gevoerd voor de overstromingsramp in Nederland en België ?

Maar de mens is een raar ding... Waarom hebben wij meer compassie met mensen in de ene ramp dan met andere mensen in een soortgelijke ramp ?
Het lijkt wel, hoe meer wij ons zelf er in kunnen herkennen, hoe meer wij geven. Hoe minder binding, hoe minder gul we zijn. Met het hongerende kindje kunnen wij ons identificeren, met die rare typen met hun tulband en hun witte pyjama's dan weer niet. Ook als het land goed gekend is als een toeristische bestemming, dan zijn we gul, we zijn er al eens geweest, het is ons vertrouwd.
Bizar.

En dan denk ik aan de evennaaste uit het Evangelie... De naaste toen, was iemand uit een veel kleiner wereldje, dan de onze. De meeste mensen raakten in hun leven niet veel verder dan twee, hoog uit drie dorpen ver. Dat was toen en daar zo, dat was hier ook zo, tot de trein en de fiets, en de auto plots de wereld een heel stuk groter en bereikbaarder maakte, en eenmaal het vliegtuig een vervoermiddel werd voor iedereen, lag plots letterlijk heel de grote wereld aan onze voeten. De naaste had plots een andere huidskleur en broebelde een volkomen onbegrijpelijke taal. Ik heb verhalen gehoord over een van mijn voor-moeders, die nu en dan van uit Nieuwpoort naar de familie stapte te Oostende, 17 kilometers ver, te voet, heen en weer, voor een familiebezoekje... Dat deed je niet wekelijks !!!

Als kind gingen wij op de wekelijkse markt gaan kijken naar de neger die daar met een snoepkraampje stond (Karaboudjah noemde men hem) , want een neger, dat was een bezienswaardigheid, een heel raar soort mens... heel anders dan anders. Nu gaat geen kind meer een stap verzetten om een neger te zien, de meesten hebben vriendjes in de school die zwart zijn, of toch anders gekleurd en duidelijk van een ander type dan zij zelf.

Wij hebben plots miljarden naasten. En ik heb toch het gevoel dat we nog nooit zo weinig naasten hadden als nu. De binding tussen de mensen uit één straat is heel klein geworden, en ik moet eerlijk bekennen dat ik van de meesten uit onze wijk niet eens de naam weet. Meestal ken ik ze wel van zien, en van een verre groet, maar meer is er niet meer. Vroeger, in die kleine wereld van toen, was dat anders, dan kende iedereen iedereen, dan hielpen de mensen spontaan elkaar bij ziekte of nood... Want het dorp, de wijk, dat was een echte en hechte leefgemeenschap. En veel verder dan die wijk moest je ook niet gaan. En wat er niet was aan winkels of stielmannen, dan kwamen die rond met een kar... Er kwam iemand om de messen en de scharen te slijpen, en als je stoel kapot was dan ging je een paar huizen verder om die te laten herstellen, en Georginne kwam ieder week met haar steekkar met verse vis langs, en voor groenten en fruit was er ook zo iemand, en de melkboer kwam 's morgens vroeg ook langs met paard en kar.
We hadden hooguit nu en dan iets nodig uit een ander stadskwartier, maar het meeste dat was te vinden in de eigen wijk, in de eigen gemeenschap.
Nu is het heel moeilijk om nog iemand te vinden die thuis een stiel kan uitoefenen. Een schrijnwerker werkt in een groot bedrijf, niet meer thuis. De meesten hebben thuis amper nog wat gerief om een kleinigheid te verhelpen, maar een nieuwe stoelpoot... ??? Trouwens, er is ook niemand meer die er nog over denkt om een stoel te herstellen, je koopt er meteen een heel stel nieuwe...
Naasten staan veel verder af, gewoon omdat er geen gesloten gemeenschap meer bestaat.

Let op, ook dat was niet de ideale formule ! In een gesloten gemeenschap weet ook iedereen alles van iedereen, en om maar één voorbeeld te noemen, daar was er een druk vanuit de gemeenschap om op de zelfde manier te leven van de gemeenschap. Woonde je in klein dorpje, dan moest je al een heel sterke persoonlijkheid hebben om de zondag niet naar de kerk te gaan. In de steden was die druk toen al veel minder, en was dat gemeenschapsgevoel toen al heel wat minder. Maar dat solidariteitsgevoel was soms meer een solidariteitsplicht... niet meer uit naastenliefde, maar voor het oog van de mensen.

We zijn dus nu niet raarder geworden dan vroeger... Vroeger deden we het anders, onder de druk van de kleine gemeenschap, nu doen we het van uit een heel ander gesteldheid, en treuren we een beetje over de positieve dingen van het systeem van toen, en vergeten de slechte kanten er van.

Kortom, als we willen mens zijn met de mensen, dan moeten we de moed hebben om onze gevoelens telkens weer, voor ons zelf, analyseren. We moeten nadenken waarom we ons nu geraakt voelen en waarom toen niet. We moeten zogen dat we weer de positieve dingen van een gemeenschapszin terug vinden en weer opbouwen, in deze heel andere wereld, op een manier die past voor nu. En morgen wellicht voor de wereld van morgen...

We evolueren immers voortdurend, niet alleen als individu, maar ook als onderdeel van een steeds groter wordende massa in een steeds kleiner wordende wereld. En niet alleen is de wereld nu bereikbaar geworden op een fysieke manier, maar we hebben ook op andere manieren contact, we zien ze op TV, we lezen over ze in de krant, we hebben er contact mee via de kwampjoeter. Je kunt nu zelfs gaan chatten (babbelen) met mensen aan de andere kant van de wereld, zonder grenzen, zonder bijkomende kosten...

De wereld is wellicht nog nooit zo vlug veranderd als nu, en het tempo lijkt steeds meer en meer toe te nemen.

De naaste in Timboektoe is plots heel nabij, echt "naast" je... Het woord krijgt meer en meer een bredere betekenis in een engere wereld.

Ze lezen dit blogje in Amerika, in Frankrijk, en soms in landen waarvan ik moet zoeken waar ze gelegen zijn... Naastbij... een heel nieuw begrip

tot de volgende ?
Enhanced by Zemanta

Geen opmerkingen: